Een virus bestaat uit erfelijk materiaal in een omhulsel dat in staat is zich voort te planten door gebruik te maken van het reproductieapparaat van levende organismen. Veelal zijn virussen sterk gespecialiseerd op een (type) gastheer. Daar ze geen eigen voortplantingsapparaat hebben en geen eigen stofwisseling, zijn ze volledig afhankelijk van andere organismen en als zodanig voldoen ze niet aan alle gebruikelijke criteria voor de definitie van leven.